Nachtegaal terug in de Hof

De koning van de Europese zangvolgels is door velen weer gehoord

De inkt was nog niet droog van onze mooie jubileumglossy of de tekst was al weer op 1 punt verouderd. Dick de Vos schrijft dat de nachtegaal toch wel een van de favorieten van Thijsse was, maar helaas verdwenen is uit de Hof. Lida Zaremba geeft aan dat het verdwijnen van het struweel uit de Hof de hoofdoorzaak is.

De laatste 10 jaar is er met succes aan gewerkt om weer struweel terug te krijgen in de Hof. Her en der zijn hoge bomen verwijderd. Dat is o.a. het geval achterin de Hof, tevens de rustigste plek van de Hof. Daar was nog het langste struweel aanwezig en daar is het nu ook al weer wat beter ontwikkeld terug. En de nachtegaal heeft het gevonden. Dit voorjaar was zijn zang hier regelmatig te horen. Of er een succesvolle broedpoging is geweest is niet geheel duidelijk maar hoe dan ook: de nachtegaal is terug!

Thijsse over de nachtegaal

De Nachtegaal, volgens Jac. P. Thijsse de koning van de Europese zangvolgels, heeft na twintig jaar afwezigheid waarschijnlijk weer gebroed in Thijsse’s Hof. Het lijkt gepast om in het jubileumjaar van onze Hof Thijsse uitgebreid over deze bijzondere vogel te citeren.

In het Vogeljaar schrijft Thijsse:
“ Nu was de vogel, die daar in een eikenstruik zat te zingen, in het geheel niet lelijk: een flink gevormd dier met prachtig kastanjebruinen rug, rossigen staart, lichtere onderkant, fijn snaveltje en heerlijke, grote , bruine, sprekende ogen. Van zijn lied bleef mij toen geen andere herinnering bij, dan dat ’t nu eens leek alsof het bosje, de vogel of ikzelf uit elkaar zou springen, dan weer alsof in een onmetelijk grote ruimte een fijne glazen draad gespannen werd….
Wat enkel virtuositeit aangaat, overtreft de nachtegaal alle andere vogels. Hij kan hoger zingen dan een sijsje, lager dan een merel, sneller dan een goudhaantje en tonen voortbrengen die langer dan twee seconden aanhouden, in eens in ’t allerfijnste pianissimo, dan weer met een forto, waar je van opschrikt.

Het echte grote, ontzagwekkende nachtegalenlied hoor je in de laatste week van april en de eerste week van mei. Dan trekken de wijfjes over en dan roepen uit alle bosjes de mannetjes ze aan, om neer te dalen. De hartstocht van dit lied gaat alle beschrijving te boven. Ik lig er altijd met een soort van angst naar te luisteren, in grote verwondering, hoe het een klein dier gegeven kan zijn, zich zo sterk te uiten. Daar haalt geen Berlioz bij.

Het liefst wonen zij in eikenhakhout, maar ook in wilgen en essenbosjes. De bodem moet begroeid zijn met struikgewas en lage planten en er moeten liefst nog bladeren en afval liggen van het vorig jaar, want daar maakt hij graag zijn nest. Wie nachtegalen in zijn tuin wil hebben moet dus zorgen voor zulke verwaarloosde harkvrije hoekjes, vol brandnetels, koekoeksbloemen en pijpkruid dat ook wel nachtegalenkruid heet.

In augustus en september vertonen de jongen zich overal in de buurt, waar ze uitgebroed zijn, grootogige nieuwsgierige diertjes en als ze iets zien gebeuren, dat hun niet recht duidelijk is, dan zeggen ze al net zo “kar” als de ouden. Deze leiden dan ook een zwervend bestaan, je ontmoet ze op allerlei zonnige, bosrijke plaatsjes, waar ze zich dik eten aan bessen. Niet zelden voelen ze zich zo tevreden, dat ze nog eens proberen een ouderwets liedje te zingen, maar het echte elan zit er toch niet meer in.
Langzamerhand verdwijnen ze een voor een, zoals de echte zangers doen, die zich niet tot troepen organiseren, maar ieder hun eigen weg kiezen en dan heel op hun eentje de Alpen overtrekken.”

We zullen er alles aan doen om de nachtegaal volgend jaar weer te horen zingen. Hij is territorium vast dat weten we wel.