Logo

THIJSSE'S HOF

Planten- en vogeltuin in het Bloemendaalsche Bosch

Weer een erg mooi stukje van Rob van Dam "Natuur deze maand".

September


Nu het herfst gaat worden en we weer meer binnen zullen zitten, geef ik u graag een leestip. Het boek dat ik deze maand onder uw aandacht breng, behandelt een belangrijk onderwerp dat ons natuurliefhebbers aan het hart gaat: Wat doen we met de natuur en wat kunnen we beter maar laten?
De auteur neemt standpunten in die zelden worden gehoord en onderbouwt ze zeer grondig. Hij is een deskundige zonder weerga en schrijft buitengewoon goed.
Ik hoop dat u na lezing van dit stukje meteen naar de plaatselijke boekwinkel fietst en Kerken van goud, dominees van hout van Rob Bijlsma aanschaft. De ondertitel: Over de verwording van de Nederlandse natuurbescherming, geeft aan dat we met een strijdlustig geschrift te maken hebben.

Rob Bijlsma, die eerder al Mijn roofvogels schreef, is een non-conformistische naturalist/geleerde die een groot deel van zijn leven in het vrije veld doorbrengt en daarbij graag in boomtoppen bivakkeert. Hij telt wat er te tellen valt en verzamelt zijn gegevens in tabellen en grafieken, waardoor de feiten gaan spréken. Al minstens een halve eeuw lang.
Een vogelaar die ook muizen in kaart brengt, teken, zwerfvuil en zelfs boswachtersbuiken, want gevoel voor humor heeft hij volop. Een zelfverklaard calvinist. Een auteur die elke bewering staaft met gegevens uit eigen onderzoek en/of de wetenschappelijke literatuur. Een man ook die het hartgrondig oneens is met het beleid van organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming en de provinciale Landschappen. Geen diplomaat, dat blijkt uit dit boek dat één lange, woedende tirade is, maar daarom niet minder onze aandacht waard.
De stem van een roepende in de woestijn? De tijd zal het leren.

Eerst maar eens een lang citaat om u een indruk te geven van stijl en toon en enkele standpunten.

Natuurclubs zijn meesters in het najagen van utopieën. Het is frappant dat de inzet zich vooral richt op de bescherming van soorten of leefgebieden die morsdood of op sterven na dood zijn. Dat is de taak van natuurclubs, zou je nog als goedgelovige kunnen denken. Maar je hoeft niet veel verder te kijken dan je neus lang is om te zien dat het veelal onzinnige, geldverslindende acties zijn die tot niets leiden. Het hiervoor beschreven korhoendrieluik is er een kras voorbeeld van (dit betreft een overzicht van de vruchteloze pogingen het Korhoen te behouden in Salland – rvd). Vanwaar toch die hunkering naar vervlogen tijden? Let wel, tijden die passé zijn omdat de leefomgeving onomkeerbaar is veranderd.
Die selectieve liefde voor zeldzaam heeft een eenvoudige achtergrond. Overheid noch natuurclubs zijn geïnteresseerd in wat zichzelf ogenschijnlijk redt. Eerst moet er verdwenen worden. Pas dan wordt er geld en mankracht in gepompt, eindeloos, totdat we zinken. En altijd gericht op iets uit het verleden, daarmee elke spontane ontwikkeling naar iets anders in de kiem smorend. Er is geen enkele interesse in Veldmuizen (anders dan aanbevelingen om ze uit te roeien), wel in Noordse woelmuizen. Niet in Houtduiven, wel in Korhoenders. Niet in Kleine vossen, wel in Zilveren manen. Niet in bossen, wel in heide. Enzovoort. Begrijp me goed, ik ben een groot voorstander van bescherming. Effectieve bescherming van ander leven dan van mensen, pas sinds een kleine eeuw van toepassing, is een verworvenheid zonder dewelke het er aanzienlijk beroerder had voorgestaan. Maar selectieve bescherming – dit wel, dat niet – spant het paard achter de wagen, zo ook heeft de hang naar het verleden niets met bescherming te maken. Natuurlijke aanpassingen aan bestaande leefomgevingen horen net zo goed bij het leven op Aarde. Sterker, aanpassing – met in haar kielzog verandering – is de kern van het bestaan. Doeltypen of een gewenste status quo, zoals bedacht door bureaucraten in een Nederlandse of Europese overheidsmoloch, staan haaks op spontane ontwikkelingen (…).
Algemene soorten zijn vaak dragers van ecosystemen, of vervullen daar een doorslaggevende rol. Met als tweede belangrijke punt: wat vandaag algemeen is, kan morgen zeldzaam zijn. Juist de verdwijning van algemene soorten is veelbetekenend. Waar zijn de Ring- en Huismussen gebleven, de Veldleeuweriken, Spreeuwen en Kieviten, allemaal soorten die ten tijde van de eerste landdekkende vogelatlas van Nederland, gebaseerd op veldwerk in 1973-1977, tot de algemeenste broedvogelsoorten behoorden. Stuk voor stuk gekelderd, in krap een halve eeuw. En wat is er aan de hand met Kneu, Zwarte mees, Goudhaantje, Braamsluiper, Spotvogel, Fitis, Havik, Boomvalk en tientallen andere soorten die in bossen en struweel voorkomen? Wat zegt dat over het door ons gecreëerde landschap?

Deze passage laat goed zien hoe Bijlsma’s hartstocht, ook wanneer hij die in toom houdt, zijn proza een grote stuwkracht geeft. Het maakt hem tot een meeslepende schrijver. U ziet meteen ook hoezeer Bijlsma’s ideeën afwijken van wat momenteel in ons land de dominerende opvattingen zijn als het gaat om natuurbehoud, natuurbescherming en “nieuwe natuur”.

Een woedend boek, een soms bittere toon – maar laat u zich niet afschrikken. Het is ook een uiterst leerzaam boek, en zeer onderhoudend. Bovenal is het een oproep aan de vele natuurminnaars in Nederland om hun vanzelfsprekendheden opnieuw te overdenken en de natuur op een radicaal nieuwe wijze tegemoet te treden. Dit boek is een pamflet, een soort Bezwaren tegen de Geest der eeuw, een Max Havelaar voor het natuurbehoud. Bijlsma is een held van onze tijd.

Het boek besluit met achtereenvolgens een ode aan de amateur (“iemand die onbetaald en belangeloos liefhebbert”), een abc voor de beheerder en een “liefdesverklaring, met pijn in het hart” (uitmondend in de uitspraak “Niet de beuk in het bos, maar de beuk in de natuurbeschermingsorganisaties. Uit pure liefde, dat spreekt, het zal ze goed doen, en bovenal de natuur.”)
Tot slot volgt een voorstel voor een ingrijpende koerswijziging in het natuurbeleid. Uit dat voorstel doe ik hier een kleine greep.

* Verklein de professionele organisaties.
* Sluit minstens de helft van alle terreinen voor publiek.
* Verwijder alle bordjes behalve Verboden Toegang (art. 461) voor afgesloten gebieden.
* Beheersingrepen in natuurgebieden zijn in principe uit den boze, nu tot in der eeuwigheid.

Bijlsma voorziet dat implementatie van deze en andere voorstellen grote gevolgen zal hebben. Onder meer:

* Bezoekers leren dat natuurgebieden er zijn voor “andere dieren, planten en schimmels”.
Dat houdt in dat mensen op veel plaatsen niet langer zullen mogen komen. Dit vergt een grote omslag in ons denken.

* Soortbeheer verdwijnt ten faveure van onderzoek naar en bescherming van ecosystemen.

Samenvattend, en ik citeer: Geen eigenbelang maar algemeen belang. Geen vernieling, maar verwondering. De Natuur zal u eeuwig dankbaar zijn. Wedden dat u weer met plezier naar buiten gaat, oog, reuk en gevoel krijgt voor uw medeschepselen, van verbazing van uw stoel rolt bij het zien van wat de natuur in petto heeft (en reken maar: iets anders dan u verwacht).

Op naar de boekwinkel! En terwijl u daarheen fietst, goed luisteren of u Roodborstjes hoort tikkeren. Want de eerste wintergasten zijn aangekomen en laten zich horen. Om met Thijsse te spreken: let er eens op!



Rob van Dam

09-09-2021

Terug